Het probleem van de achterstelling en discriminatie van allochtonen op de arbeidsmarkt is reëel. Uit cijfergegevens van de VDAB blijkt dat het dragen van een vreemde naam een grote handicap is in de zoektocht naar een baan. Het al dan niet hebben van de Belgische nationaliteit maakt daarbij weinig verschil. Uit een analyse van het gebruik van het Kiss-systeem door de Vlaamse werkgevers blijkt dat 38 procent van de cv’s met Belgisch klinkende namen en voornamen werd ingekeken. Bij cv’s van werkzoekenden met een Marokkaanse of Turkse naam loopt dat percentage terug tot 22 procent.
Dergelijke discriminatoire mechanismen spelen ook in het buitenland. Een academisch onderzoek in Frankrijk met medewerking van uitzendkantoor Adia toonde aan dat een kandidaat met een ‘Magrebijnse’ naam vijf keer minder kans heeft dan iemand met een Franse familienaam om te worden uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek.
Een buitenlands diploma, zelfs een universitair, is ook geen verzekering tegen vooroordelen en discriminatie. Het is evenmin een garantie op een job, niet eens op een betrekking onder zijn of haar kwalificaties. Tot dit besluit kwam een onderzoekster van het departement Sociale en Culturele Antropologie van de Universiteit Leuven enige tijd geleden in haar studie over de positie van 136 hooggeschoolde allochtonen op de arbeidsmarkt. Ook uit andere studies blijkt dat werkgevers afhaken op het moment dat de sollicitant zegt Mohammed en niet Jan te heten, zelfs als Mohammed en Jan precies hetzelfde profiel hebben of evengoed scoorden op testen.
Als autochtonen met een minder aantrekkelijk profiel dan andere solliciterende allochtonen systematisch uitgenodigd worden voor een gesprek, terwijl de beter gekwalificeerde allochtoon even systematisch naast het net vangt, is er overduidelijk sprake van achteruitstelling op basis van ras. En dat zoiets gebeurt, zelfs bij grote en gerenommeerde bedrijven en selectiekantoren, werd nogmaals aangetoond tijdens een recente uitzending van het VTM-programma Telefefacts. Als onderdeel van de uitzending waarin werd uitgepakt met gegevens over een grootschalige enquête over 'De Belg en racisme' stuurde de redactie nepsollicitaties naar 13 bedrijven met openstaande betrekkingen: per vacature drie sollicitaties, waarvan twee van ogenschijnlijke allochtonen en één van een autochtoon. De namen van de betrokken 11 bedrijven en 2 selectiekantoren werden door de programmamakers tijdens de uitzending niet vernoemd, maar zijn ons bekend. Er werd voor gezorgd dat het cv van de autochtoon minder goed beantwoordde aan het vereiste profiel. Men ging zelfs zo te werk dat er opzettelijke taalfouten gemaakt werden in de cv's en begeleidende brieven van de zogenaamde autochtone kandidaten. En wat bleek: slechts één allochtoon werd uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek en dit na de uitzending. Misschien bestond de schrik voor de mogelijke negatieve impact van de uitzending op het imago van de onderneming die zich als gangmaker betreffende diversiteitmanagement opwerpt. In een geval, de Suikerraffinaderij van Tienen, werd niemand van de nepsollicitanten uitgenodigd en werd uiteindelijk iemand aangeworden die perfect beantwoordde aan het gewenste profiel. Enkel in dit geval mogen we racistische discriminatie uitsluiten. Het bedrijf dat na de uitzending reageerde en toch een allochtoon uitnodigde, geniet van het voordeel van de twijfel. In alle andere gevallen speelde onmiskenbaar een vorm van xenofobie mee.
Reacties